Eenvoudig invaren met collectieve uitkeringsfase

man en vrouw in het zwart achter laptop

Invaren ingewikkeld? Dat hoeft niet. Bij de keuze voor een collectieve uitkeringsfase is invaren relatief eenvoudig vorm te geven. De lopende uitkeringen voor gepensioneerden kunnen namelijk gewoon blijven staan. Bij invaren komt daarbovenop een gelijke ‘indexatie’ ofwel ‘invaarbonus’ door het direct uitdelen van buffers. Deze methode van invaren heeft verschillende voordelen. Het is goed uitlegbaar en solidair. De huidige diversiteit aan pensioenuitkeringen kan in stand blijven. Hoog- laagconstructies, deeltijdpensioen, maar ook partner- en wezenpensioen blijven behouden. Het is eenvoudig en robuust uit te voeren. Ik leg hier uit hoe pensioenfondsen dit in de praktijk kunnen vormgeven.

Van theorie naar praktijk
Het theoretische idee uit de Wet toekomst pensioenen bij invaren is om ieders (toekomstige) uitkering om te zetten naar een individueel vermogen. Om het individuele vermogen voor gepensioneerden vervolgens weer direct terug te rekenen naar een uitkering. Maar dit is best ingewikkeld. Je loopt bij het uitdenken ervan namelijk tegen allerlei praktische vraagstukken aan.

Gepensioneerden zijn er in allerlei variaties
Zo zitten sommige gepensioneerden in een hoog-laag constructie. Anderen hebben deeltijdpensioen. Hoe vaar je al die verschillende individuen nu goed en op een operationeel beheersbare manier in? En wat voor een uitkering ken je deze deelnemers na transitie toe vanuit hun nieuwe persoonlijk pensioenvermogen? In hoeverre is die uitkering vergelijkbaar met hetgeen ze net voor overgang hebben?

Collectieve uitkeringsfase biedt oplossing
Als je in een premieregeling kiest voor een collectieve uitkeringsfase, dan kan je het invaren voor gepensioneerden relatief eenvoudig vormgeven. Hiertoe leg ik eerst kort uit hoe zo’n collectieve uitkeringsfase nu praktisch werkt. Pensioenfondsen kennen nu vaak een uitkeringsregeling. Binnen die regeling delen alle generaties alle pensioenrisico’s met elkaar. Dit gebeurt via de dekkingsgraad. Is de dekkingsgraad hoog genoeg? Dan kan een pensioenfonds een toeslag verlenen. Is de dekkingsgraad langdurig laag? Dan volgt een korting.

Dekkingsgraad gelijk aan 100%
In een collectieve variabele uitkeringsfase in een premieregeling werkt dat eigenlijk niet heel anders. Je start binnen de premieregeling met een persoonlijk pensioenvermogen. Dat wordt tegen pensioenleeftijd omgezet in een variabele uitkering. Gepensioneerden delen binnen die variabele uitkeringsfase vervolgens alle risico’s met elkaar. Dit gebeurt ook via een dekkingsgraad, alleen zijn buffers niet langer nodig. Aan het begin van ieder jaar is de dekkingsgraad in de collectieve uitkeringsfase gelijk aan 100%.

Gelijke aanpassing pensioen
Behaal je vervolgens een mooi resultaat en stijgt de dekkingsgraad naar 103%? Dan krijgen alle gepensioneerden het volgende jaar een 3% hogere uitkering. Is de dekkingsgraad gedaald? Dan gaan alle uitkeringen met eenzelfde percentage omlaag. Zodat de dekkingsgraad aan het begin van het volgende jaar weer 100% is. Je kunt deze uitkeringen op 2 manieren stabieler maken. Je kunt namelijk financiële schokken spreiden in de tijd. En met de inzet van een solidariteits- of risicodelingsreserve kan je bovendien pensioenverlagingen in de uitkeringsfase zoveel mogelijk voorkomen.

Uitkeringen blijven gewoon staan….
Als je zo’n collectieve uitkeringsfase hanteert in de nieuwe premieregeling dan is invaren relatief eenvoudig. Zowel in de huidige uitkeringsovereenkomsten als in een collectieve uitkeringsfase is de hoogte van de uitkering in de pensioneringsfase leidend. De hoogte van de uitkering pas je jaarlijks voor iedere gepensioneerde evenveel aan, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad. In de oude situatie, waarbij je nog hoge buffers aan moet houden voor een toeslag. Maar ook in de nieuwe situatie, waar je de buffers boven de 100% dekkingsgraad gelijk uitdeelt. Even afgezien van de collectieve solidariteits- of risicodelingsreserve die daar nog boven ligt. Je kan dus eigenlijk de uitkeringenadministratie voor gepensioneerden gewoon in stand houden. Je laat alle uitkeringen gewoon staan.

….plus invaarbonus
Met het invaren reken je vervolgens uit hoeveel aan ieders persoonlijk pensioenvermogen toekomt. Voor iedereen die deelneemt in de collectieve uitkeringsfase tel je de persoonlijke vermogens bij elkaar op tot één collectief vermogen voor gepensioneerden. Dan ken je meteen na invaren de nieuwe ‘dekkingsgraad’ voor de uitkeringsfase. En stel: die is 110%. Dan kan je alle uitkeringen die daarbij horen met 10% verhogen. Zo heb je meteen je een dekkingsgraad van 100%. Je premieregeling met een collectieve uitkeringsfase gaat meteen werkelijk van start.

Uitlegbaar en administratief behapbaar
Deze manier van invaren, waarbij gepensioneerden eigenlijk hun huidige uitkeringen gewoon behouden is goed uitlegbaar. En alle gepensioneerden een gelijke invaarbonus geven door buffers direct uit te delen bij invaren, is bovendien wel zo solidair. Het kan voor zowel de flexibele als de solidaire premieregeling. Je houdt hierbij voor gepensioneerden de bestaande administratie in stand. Daardoor is het invaarproces behapbaar, zonder grote risico’s op fouten. Dit is goed voor het draagvlak en dat is heel belangrijk in deze grote transitie-operatie.

Auteur: Agnes Joseph, Master Actuaris Achmea.

 

Achmea Pensioenservices
Achmea Pensioenservices adviseert pensioenfondsen, sociale partners en beroepspensioenverenigingen op weg naar het nieuwe stelsel. Wilt u weten wat dit voor het pensioenfonds betekent? Neem dan contact met ons op.