Zomerlezen: Update juridische pennenstrijd randvoorwaarden invaren

De pensioenovereenkomst loopt dóór na beëindiging van het dienstverband. Dat is al eerder bepaald in rechterlijke uitspraken over het wijzigen van de toeslagregeling voor inactieven. En staat ook niet meer ter discussie. Maar met de pensioentransitie in aantocht leidt het wel tot een vraag waarover pensioenjuristen van naam nu al ruim 2 jaar met elkaar de degens kruisen. Namelijk of (ook) de pensioenovereenkomst met de inactieven moet wijzigen voordat hun pensioenen kunnen worden ingevaren.
De standpunten in het kort
Om te kunnen invaren is een wijziging van de pensioenovereenkomst nodig; óók in het geval van slapers en gepensioneerden. Dat is althans de mening van professor Lutjens. Als gevolg hiervan zou het een op zichzelf correct doorlopen invaarproces kunnen ondermijnen als de pensioenovereenkomst niet rechtsgeldig is gewijzigd. Opponenten van Lutjens redeneren dat invaren een vorm van afkoop is door het pensioenfonds, gevolgd door inkoop in de nieuwe pensioenovereenkomst. Hiervoor is alleen een verzoek van de werkgever nodig. Een wijziging van de pensioenovereenkomst is volgens hen alleen nodig voor toekomstige opbouw. Voor de actieven dus.
Vorig jaar schreven wij al over deze pennenstrijd, die nog altijd niet is verstomd. Inmiddels zijn de eerste bezwaarschriften tegen invaren ingediend. Hoe staat het er voor? En hoe ga je er als pensioenfonds mee om?
Waarom wijzigen pensioenovereenkomst met inactieven lastig kan zijn
Het wijzigen van de pensioenovereenkomst met inactieven is in bepaalde gevallen geen sinecure. Met name als de bonden niet aan tafel zitten, omdat er dan geen collectieve besluitvorming mogelijk is over de pensioenregeling. Soms kan de werkgever zich dan beroepen op een eenzijdig wijzigingsbeding, ook tegenover zijn ex-werknemers. Maar is dat niet het geval, dan moet hij het hebben van wilsovereenstemming met zijn individuele ex-werknemers. Maar wie zijn dat allemaal? En hoe komt de werkgever met hen in contact om ze een redelijk voorstel te doen?
Goed werknemerschap schrale troost
Lutjens stelt in Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken (TPV) 2025/29 dat een (ex-)werknemer zijn instemming met de wijziging niet altijd mag onthouden als die instemming vereist is. Dit vanwege de nawerking van diens verplichting tot goed werknemerschap. En vanwege het mogelijk ontbreken van een financieel belang bij protesteren tegen een wijziging. Dit lijkt mij een schrale troost voor de werkgevers en fondsen die het betreft. En bovendien voor discussie vatbaar. Want voor een geslaagd beroep op goed werknemerschap ligt de lat behoorlijk hoog – waarschijnlijk té hoog voor een wijziging met terugwerkende kracht (want daar hebben we het dan feitelijk over). En soms is een financieel belang wel degelijk evident. Zoals in het geval van een groot bedrijfstakpensioenfonds, dat onlangs liet weten dat er een kleine groep is die op pensioendatum een iets lager verwacht pensioen krijgen door de nieuwe regels.
Praktischer en logischer als opponenten Lutjens gelijk zouden hebben
Veel praktischer en logischer zou het wat mij betreft zijn als het andere ‘kamp’ gelijk heeft. Namelijk dat invaren géén voorafgaande wijziging van de pensioenovereenkomst voor opgebouwde aanspraken vergt. Dat zeggen juristen Van Marwijk Kooy en Breuker. Inmiddels voegde Martin Grashoff zich bij hun gelederen in TPV 2025/12. Een aanvullend argument vóór hun zienswijze lijkt mij dat onduidelijk is hoe om te gaan met reeds ingegaan nabestaandenpensioen, als Lutjens gelijk heeft. En met aanspraken op bijzonder partnerpensioen. Moet in die gevallen dan ook eerst de pensioenovereenkomst worden gewijzigd? En zo ja: hoe dan? Ik vind het bedenkelijk dat wet en wetsgeschiedenis, waar beide kampen hun argumenten uit putten, onduidelijkheid laten bestaan over zoiets belangrijks als de randvoorwaarden voor een succesvol invaarproces. Overigens is de discussie voor beroepspensioenfondsen niet van belang, omdat daar geen sprake is van een pensioenovereenkomst.
Bezwaarschriften volgen redenering Lutjens
In de praktijk zien we al dat sommige bezwaarschriften tegen invaren de lijn van Lutjens volgen. De bezwaarschriften die wij hebben gezien gaan over een pensioenregeling op basis van een cao. Hieruit blijkt dat het vraagstuk ook relevant kan zijn wanneer de bonden wél aan tafel zitten. Dat komt doordat het onzeker is of ex-werknemers wel gebonden kunnen worden bij cao. Dat blijkt uit jurisprudentie.
Ons advies: toets ‘hoog over’
Vanwege alle onzekerheid blijft ons advies aan pensioenfondsen bij de beoordeling van het invaarverzoek: toets ‘hoog over’ of de pensioenovereenkomst rechtsgeldig is gewijzigd. En let daarbij specifiek op de pensioenovereenkomsten met de inactieven. Als blijkt dat deze niet volgens het boekje zijn gewijzigd, voelt het fonds dan voldoende comfort om toch in te varen, gezien de juridische discussie? Uiteindelijk is dit een risicoafweging, die pensioenfondsen voorafgaand aan de opdrachtaanvaarding moeten doen.
Meer over lezen?
Duikt u er graag nog wat dieper in? Lees dan mijn eerdere artikel van september 2024: Pensioenjuristen verwikkeld in pennenstrijd. De arena waarin de pennenstrijd wordt gevoerd is het Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken. Voor de liefhebbers staat hierin een diepgaande uitwerking van de juridische argumenten.
Algert Wentink, juridisch adviseur
Achmea Pensioenservices
Achmea Pensioenservices adviseert pensioenfondsen, sociale partners en beroepspensioenverenigingen op weg naar het nieuwe stelsel. Wilt u meer weten over onze aandachtspunten en hoe we pensioenfondsen verder helpen? Neem dan contact met ons op.